ECLI:NL:CRVB:2014:1241

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
13-2841 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van persoonsgebonden budget (pgb) en geschil over gemaakte verhuiskosten

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door Zorgkantoor Noord-Oost Brabant van appellant. Het Zorgkantoor heeft op 4 oktober 2010 besloten om een bedrag van € 7.555,67 aan voorschotten terug te vorderen van appellant voor het jaar 2009. Na bezwaar heeft het Zorgkantoor op 11 juli 2011 besloten om uit coulance een bedrag van € 630,- te accepteren als verantwoorde besteding, waardoor de terugvordering werd beperkt tot € 6.925,67. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, omdat appellant niet had aangetoond dat hij het bedrag van € 6.925,67 had terugbetaald.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank en dat de verhuiskosten al zijn terugbetaald. Het Zorgkantoor heeft echter gesteld geen betalingen ter zake van de vordering over 2009 te hebben ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellant geen bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij de bedragen op een rekening van het Zorgkantoor heeft gestort.

De Raad concludeert dat het door appellant op 7 mei 2009 betaalde bedrag van € 4.500,- betrekking heeft op de vaststelling van het pgb voor het jaar 2008 en niet op de verhuiskosten die appellant in 2009 heeft gemaakt. Het hoger beroep van appellant slaagt daarom niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/2841 AWBZ
Datum uitspraak: 9 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
15 april 2013, 11/2883 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Zorgkantoor Noord-Oost Brabant (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.F.J. Witlox, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn moeder, [moeder appellant], en mr. Witlox. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H.M. van Rijn.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 4 oktober 2010 heeft het Zorgkantoor het persoonsgebonden budget (pgb) van appellant voor het jaar 2009 vastgesteld. Het resultaat daarvan is dat van appellant
€ 7.555,67 aan voorschotten wordt teruggevorderd.
1.2. Na bezwaar heeft het Zorgkantoor bij besluit van 11 juli 2011 (bestreden besluit) bepaald dat onverplicht en uit coulance het bedrag van € 630,-, dat appellant aan Flexzorg heeft betaald, wordt geaccepteerd als verantwoorde besteding. De terugvordering wordt daardoor beperkt tot € 6.925,67. In dit besluit is tevens overwogen dat door appellant geen betalingen zijn gedaan die leiden tot een lager in te vorderen bedrag dan € 6.925,67.
2.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard op de grond dat - ook naar het oordeel van de rechtbank - het bedrag van € 6.925,67 door appellant nog niet is terugbetaald. Uit de door appellant overgelegde bankafschriften blijkt niet meer dan dat de door appellant aan het Zorgkantoor terug te betalen bedragen op een andere hem toebehorende bankrekening zijn gestort.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij het niet eens is met dit oordeel van de rechtbank. De verhuiskosten zijn al terugbetaald. Dit is gebeurd op de rekening waarop appellant de betalingen van het Zorgkantoor heeft ontvangen.
3.2.
Het Zorgkantoor heeft gesteld geen betalingen ter zake van de vordering over 2009 te hebben ontvangen.
4.
De Raad - zich beperkende tot dit geschilpunt - overweegt het volgende.
4.1.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het Zorgkantoor over 2009 geen betalingen ter zake van de vordering over 2009 van appellant heeft ontvangen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep geen andere gronden naar voren gebracht en/of gemotiveerd waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Hij heeft geen bankafschriften overgelegd, waaruit blijkt dat hij bedragen op een rekening van het Zorgkantoor heeft gestort. Op de door het Zorgkantoor aan appellant gezonden acceptgiro is het rekeningnummer van het Zorgkantoor vermeld.
4.3.
Het door appellant op 7 mei 2009 betaalde bedrag van € 4.500,- heeft betrekking op de vaststelling van het pgb voor het jaar 2008 en niet op de door appellant in 2009 gemaakte verhuiskosten. Appellant is immers in november 2009 verhuisd en heeft pas rond die tijd
€ 4.500,- van het pgb aangesproken, zoals blijkt uit de brief van de moeder van appellant van 7 januari 2010.
4.4.
Het hoger beroep slaagt daarom niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 april 2014.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) O.P.L. Hovens

NW