Op 26 maart 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een beroep van appellante tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag van 24 april 2012 voor hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en het buitenwettelijk begunstigend beleid. De Raad heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch in gebreke is gebleven om tijdig een besluit te nemen, ondanks dat appellante het college op 4 september 2012 schriftelijk in gebreke heeft gesteld. De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat appellante geen aanvraag had ingediend. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep van appellante gegrond. Tevens wordt de hoogte van de verschuldigde dwangsom vastgesteld op € 1.260,-, en het college wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.888,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn opgenomen.