ECLI:NL:CRVB:2014:1210
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- G.A.J. van den Hurk
- M. Greebe
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over herziening en terugvordering van WIA- en ZW-uitkering met terugwerkende kracht
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de herziening en terugvordering van de WIA- en ZW-uitkering van appellant besproken. Appellant, die als ijzerwerker werkzaam was, had zich op 19 december 2006 ziek gemeld met een liesbreuk. Het Uwv had hem een uitkering verstrekt op basis van de Ziektewet en later op basis van de Wet WIA. Echter, na een anonieme melding dat appellant werkzaamheden verrichtte bij een ander bedrijf, heeft het Uwv een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant vanaf 15 april 2008 werkzaamheden had verricht, wat zijn recht op uitkering beïnvloedde.
De Raad oordeelt dat het Uwv niet langer kan volhouden dat appellant op 15 april 2008 geschikt was voor zijn arbeid, omdat er geen medisch rapport is dat deze conclusie ondersteunt. De Raad draagt het Uwv op om de gebreken in de besluiten te herstellen. De Raad stelt vast dat appellant zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen opgave te doen van zijn werkzaamheden, wat het Uwv verplicht om de uitkering te herzien of in te trekken. De Raad concludeert dat de besluiten van het Uwv niet voldoen aan de eisen van een deugdelijke motivering en dat het Uwv de gelegenheid moet krijgen om de besluiten te herzien.
De uitspraak benadrukt het belang van een goede motivering van besluiten door het Uwv en de noodzaak voor een medisch rapport bij het vaststellen van de geschiktheid van appellant voor zijn werkzaamheden. De Raad geeft het Uwv zes weken de tijd om de gebreken in de besluiten te herstellen, waarbij ook de gevolgen voor de terugvordering van de WIA-uitkering in overweging moeten worden genomen.