In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft een verzoek van appellante om heroverweging van de vaststellingen van haar persoonsgebonden budget (pgb) voor de jaren 2006 tot en met 2009, dat door het Zorgkantoor Friesland was vastgesteld. Appellante had in het verleden een pgb ontvangen voor AWBZ-zorg, maar het Zorgkantoor had bij verschillende besluiten bedragen teruggevorderd omdat de zorg niet als AWBZ-zorg werd aangemerkt. Appellante voerde aan dat er nieuwe feiten waren die een heroverweging rechtvaardigden, maar de Raad oordeelde dat deze feiten niet nieuw waren en dat appellante deze eerder had kunnen aanvoeren. De Raad bevestigde dat de eerdere besluiten van het Zorgkantoor in rechte onaantastbaar waren geworden en dat het Zorgkantoor niet verder hoefde terug te komen op zijn eerdere besluiten. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.