ECLI:NL:CRVB:2014:120
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toegang tot maatschappelijke opvang en bijstandsverlening voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van bijstands- en opvangverzoeken van een appellante, een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland. De appellante had verzocht om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Raad oordeelde dat appellante geen aanspraak kon maken op deze voorzieningen, omdat zij niet rechtmatig in Nederland verbleef. De Raad benadrukte dat de weigering van toegang tot maatschappelijke opvang geen schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) opleverde, aangezien er een 'fair balance' bestond tussen de publieke belangen en de particuliere belangen van appellante. De Raad verwierp ook de beroepen van appellante op andere artikelen van het EVRM en het Europees Sociaal Handvest (ESH), omdat er geen sprake was van onmenselijke of vernederende behandeling en omdat de relevante verdragsbepalingen niet als een ieder verbindend konden worden beschouwd. De uitspraak van de rechtbank Utrecht, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard, werd bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor schadevergoeding of voorlopige voorzieningen, en dat de proceskosten niet vergoed hoefden te worden.