In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Peels-Nooter, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een IVA-uitkering toe te kennen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 14 september 2010 volledig arbeidsongeschikt was, maar dat het Uwv hem ten onrechte een WGA-uitkering had toegekend. De deskundige, prof. dr. G. Glas, had in zijn rapportage aangegeven dat de appellant leed aan verschillende psychische aandoeningen, waardoor hij slechts in staat was om enkele uren per dag te werken. De Raad oordeelde dat de arbeidsongeschiktheid van de appellant op de datum in geding duurzaam was, maar dat de eerdere beslissing van het Uwv om geen IVA-uitkering toe te kennen, terecht was. De Raad heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, maar het Uwv werd wel veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.191,50 bedroegen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en de rol van deskundigen in dit proces.