ECLI:NL:CRVB:2014:1152
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medische beoordeling en geschiktheid voor WIA-functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich op 10 mei 2012 ziek meldde vanwege rugklachten, pijnklachten in de benen en hoofdpijn. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde na verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat appellant met ingang van 22 juni 2012 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij niet meer ongeschikt werd geacht voor de maatgevende arbeid. De functies die voor appellant geschikt werden geacht in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) waren onder andere productie medewerker diepvriesbedrijf en snackbereider.
Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Midden-Nederland bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 17 juni 2013, waartegen appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 19 februari 2014 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J. van Steenwijk.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was om het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts te betwisten. De Raad concludeerde dat het medische onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant niet had aangetoond dat zijn klachten waren toegenomen ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskostenveroordeling.