ECLI:NL:CRVB:2014:1141
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening, intrekking, beëindiging en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die sinds 1 september 2001 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante heeft in 2003 haar echtgenoot ontmoet en in 2004 is hun eerste kind geboren. In 2005 heeft appellante het college geïnformeerd dat zij door haar echtgenoot was verlaten, maar de echtscheiding is niet doorgezet. In 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellante. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante ten onrechte als alleenstaand was aangemerkt, omdat zij nog gehuwd was en er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Het college heeft daarop de bijstand over augustus 2011 herzien, met ingang van 1 september 2011 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank Haarlem heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het onderzoek onrechtmatig was, omdat er geen concrete aanwijzingen waren voor een gezamenlijke huishouding met haar echtgenoot. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de aanleiding voor het onderzoek niet onrechtmatig was en dat de bevindingen van het onderzoek niet als verboden vruchten buiten beschouwing konden worden gelaten. De Raad heeft vastgesteld dat appellante en haar echtgenoot niet duurzaam gescheiden leefden, wat van belang is voor de beoordeling van het recht op bijstand.
De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 8 april 2014.