ECLI:NL:CRVB:2014:1082
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering met betrekking tot niet verschoonbare termijn indiening bezwaarschrift
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellante is vanaf 1 januari 2012 als thuiswonend aangemerkt, wat leidde tot een herziening van de studiefinanciering en een terugvordering van € 1.905,40. De Minister heeft appellante op 9 november 2012 geïnformeerd over het voornemen om een boete op te leggen wegens het niet voldoen aan de voorwaarden van feitelijke bewoning. Appellante heeft op 3 januari 2013 bezwaar gemaakt tegen de herziening en de boete, maar de Minister verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante op 20 november 2012 al op de hoogte was van het besluit van 3 november 2012, waardoor de bezwaartermijn op die datum begon. Appellante stelde in hoger beroep dat zij het besluit niet had ontvangen en dat de termijn pas op 2 januari 2013 was begonnen, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de Minister aannemelijk had gemaakt dat het besluit was verzonden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad benadrukte dat de opmerking van appellante over het niet weten van de boete niet relevant was voor de beoordeling van de termijnoverschrijding. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.