Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
€ 118,- appellant wezenlijk heeft belemmerd in zijn recht op toegang tot de rechter.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2014 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant had verzet aangetekend en voerde aan dat hij betalingsonmacht had, verwijzend naar een conclusie van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad. De Raad overwoog dat appellant niet binnen de gestelde termijn een beroep op betalingsonmacht had gedaan en dat hij ook geen verzoek om uitstel van betaling had ingediend. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat appellant redelijkerwijs niet in verzuim was geweest. Bovendien was er geen rechtsregel die de bestuursrechter verplichtte om appellant ambtshalve in de gelegenheid te stellen een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in te dienen. De Raad oordeelde dat het griffierecht van € 118,- appellant niet wezenlijk had belemmerd in zijn recht op toegang tot de rechter. Het verzet werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier.