ECLI:NL:CRVB:2014:1043
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.E. Bakker
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WIA-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gekomen tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. Appellant was eerder in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering, maar het Uwv heeft vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid is afgenomen. Appellant heeft in 2010 gemeld dat zijn gezondheidstoestand was verslechterd, wat leidde tot een herbeoordeling door het Uwv. Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv geconcludeerd dat appellant met ingang van 18 augustus 2011 geen recht meer had op een WGA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts heeft gevolgd. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen niet juist zijn gewaardeerd en dat er een second opinion nodig is. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende informatie had om de belastbaarheid van appellant vast te stellen en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling.
De Raad heeft vastgesteld dat de gronden die appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht grotendeels herhalingen zijn van eerdere argumenten en dat deze niet slagen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de geselecteerde functies medisch passend zijn voor appellant. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2014.