ECLI:NL:CRVB:2014:1001
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet woonachtig op opgegeven adres en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 september 1996 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam, die eerder de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om de bijstand in te trekken, hebben bevestigd. De intrekking is gebaseerd op het feit dat appellante niet woonachtig zou zijn op het door haar opgegeven adres, wat een schending van de inlichtingenverplichting met zich meebrengt. Het college heeft na een onderzoek door de Dienst Werk en Inkomen (DWI) en de sociale recherche geconcludeerd dat appellante niet op het uitkeringsadres woonde, wat werd ondersteund door extreem lage verbruiksgegevens van water, elektriciteit en gas, alsook getuigenverklaringen van buurtbewoners. De Raad oordeelt dat de bevindingen van het onderzoek voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat appellante in de te beoordelen periode niet op het uitkeringsadres woonde. De hoger beroepen van appellante worden verworpen, en de eerdere uitspraken van de rechtbank worden bevestigd.