ECLI:NL:CRVB:2013:CA3023
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van toeslag op grond van de Toeslagenwet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 november 2011. Appellant was sinds 21 april 2004 in aanmerking voor een toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW). Na een onderzoek door het Uwv bleek dat de echtgenote van appellant in de periode van 14 november 2005 tot 14 november 2006 en vanaf 2 april 2007 in dienst was bij CSU, maar deze inkomsten niet aan het Uwv had doorgegeven. Dit leidde tot een herziening van de toeslag en een terugvordering van € 17.162,90, die later werd verlaagd tot € 9.926,97. Appellant maakte bezwaar tegen deze terugvordering, maar trok dit bezwaar later in.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat met het intrekken van het bezwaar vaststond dat appellant te veel toeslag had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en dat de beperkingen van appellant door zijn hersenletsel niet als zodanig konden worden aangemerkt. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen van het Uwv waren gedaan.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de argumenten een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan op 12 juni 2013.