ECLI:NL:CRVB:2013:CA2728
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van niet vervulde wachttijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Appellant had een WAO-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd omdat hij de wachttijd van 52 weken niet had vervuld. Appellant, geboren op 4 juli 1960, had van 1 augustus 1979 tot 21 november 1979 als militair in Libanon gediend en stelde dat hij arbeidsongeschikt was door een posttraumatische stressstoornis (PTSS) die hij aan deze uitzending toeschreef. Na zijn terugkeer had hij verschillende banen gehad, maar meldde zich in 2004 ziek vanwege psychische klachten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant niet in aanmerking kwam voor de WAO-uitkering, omdat hij niet kon aantonen dat hij in de relevante periode arbeidsongeschikt was geweest.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten, maar de Raad oordeelde dat hij geen nieuwe medische stukken had overgelegd die zijn claims konden onderbouwen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat appellant niet voldeed aan de vereisten voor de WAO-uitkering, omdat hij de wachttijd van 52 weken niet had vervuld. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om het eerdere oordeel van de rechtbank niet te onderschrijven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.
De uitspraak benadrukt het belang van het overleggen van relevante medische documentatie in zaken omtrent arbeidsongeschiktheid en de strikte toepassing van de wachttijdseisen in de WAO.