ECLI:NL:CRVB:2013:CA2376
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van de WWB wegens onvoldoende bewijs van terugbetalingsverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht is afgewezen. Appellante, die tot en met 7 april 2010 een uitkering op grond van de Ziektewet ontving, diende op 3 juni 2010 een aanvraag in voor bijstand. Het college wees deze aanvraag af op 22 juni 2010, omdat appellante over een te hoog eigen vermogen beschikte. Dit vermogen bestond uit een contant bedrag van € 8.700,--, een Mercedes Benz ter waarde van € 10.000,-- en een Volkswagen Polo ter waarde van € 4.630,--.
Na een ongegrond verklaard bezwaar op 4 november 2010, heeft appellante in beroep aangevoerd dat zij volledig inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie. Ze stelde dat het bedrag van € 8.700,-- toebehoorde aan haar kinderen en dat zij dit bedrag had gebruikt om schulden af te lossen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen en dat de door haar overgelegde schuldverklaringen niet objectief en verifieerbaar zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het college terecht heeft gesteld dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld vanwege de schending van de inlichtingenverplichting door appellante. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.