ECLI:NL:CRVB:2013:CA2242
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Weigering van het Uwv om terug te komen van eerdere besluiten inzake arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van eerdere besluiten van 22 maart 1995 en 8 januari 2001, waarin zijn arbeidsongeschiktheid werd herzien. Appellant, die sinds 7 december 1992 een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), was het niet eens met de herziening van zijn uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45% per 1 juni 1995. Hij stelde dat hij gedurende de periode van 1 juni 1995 tot 17 september 1996 volledig arbeidsongeschikt was en dat de besluiten onzorgvuldig tot stand waren gekomen. Het Uwv heeft echter geweigerd om terug te komen op deze besluiten, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.
De rechtbank Haarlem heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de stelling van appellant over doorlopende volledige arbeidsongeschiktheid geen nieuw feit opleverde. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de keuze van het Uwv arbitrair was en dat de financiële gevolgen voor zijn pensioenopbouw pas in 2011 duidelijk werden. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd vastgesteld dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een herziening van de besluiten rechtvaardigden. De Raad oordeelde dat appellant eerder had moeten opkomen tegen het besluit van 8 januari 2001 en dat hij de financiële gevolgen van de herziening eerder had kunnen onderkennen.
De beslissing van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 22 mei 2013.