ECLI:NL:CRVB:2013:CA1962
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De appellant, [A. te B.], had bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) van 9 december 1991 tot en met 31 juli 2008. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft de bijstand van appellant ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat appellant niet had gemeld dat hij werkzaamheden had verricht waaruit hij inkomsten had verkregen. Dit leidde tot een onderzoek door de Belastingdienst naar de aanvaardbaarheid van belastingaangiften van de seksinrichting waar appellant als beheerder was aangesteld. De bevindingen van dit onderzoek wezen op gefingeerde ontvangsten en een aanzienlijke discrepantie tussen de geschatte jaaromzet en de geboekte omzet van de seksinrichting.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant zijn wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende inkomsten. De Raad oordeelde dat deze schending een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, omdat hierdoor niet kon worden vastgesteld of appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond was verklaard. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.C.F. Talman als voorzitter, en de leden O.L.H.W.I. Korte en P.W. van Straalen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 juni 2013.