ECLI:NL:CRVB:2013:CA1704

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-2497 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ziekengeld en geschiktheid voor arbeid na medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich op 22 februari 2011 ziek meldde vanwege lichamelijke en psychische klachten. Appellant, die als uitzendkracht werkte als tomatenplukker, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Ziektewet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering per 29 september 2011, na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat zijn klachten onvoldoende waren erkend en dat er nog steeds medische belemmeringen waren voor het verrichten van zijn arbeid.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek dat aan de beslissing ten grondslag lag, zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen objectief medische redenen waren die erop wezen dat appellant op de datum in geding niet in staat was om zijn werk als tomatenplukker te verrichten. Ondanks dat appellant (para)medische informatie overlegde waaruit bleek dat hij nog steeds onder behandeling was, kon de Raad niet concluderen dat er op de datum van beëindiging van de uitkering sprake was van ongeschiktheid voor arbeid.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden de ZW-uitkering had beëindigd. Er was geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 29 mei 2013.

Uitspraak

12/2497 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ?s-Gravenhage van
21 maart 2012, 11/9369 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. Y. Özdemir, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. P.R.L.V.M. Kruik, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was voorheen werkzaam als uitzendkracht in de functie van tomatenplukker gedurende 40 uur per week. Appellant heeft zich op 22 februari 2011 vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving ziek gemeld wegens lichamelijke en psychische klachten. Aan appellant is een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.2. Na onderzoek door een verzekeringsarts heeft het Uwv bij besluit van 26 september 2011 de ZW-uitkering per 29 september 2011 beëindigd. Bij besluit van 17 november 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 26 september 2011 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank zag geen aanleiding het (bezwaar)verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig of onvolledig te achten. Volgens de rechtbank boden de medische gegevens geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er op de datum in geding bij appellant nog sprake was van medisch objectiveerbare belemmeringen voor het verrichten van zijn arbeid.
3. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat zijn beperkingen, voortkomend uit psychische en tal van lichamelijke klachten, zijn onderschat. Appellant heeft (para)medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat er onderzoeken hebben plaatsgevonden in Turkije en Nederland en dat hij nog altijd voor zijn klachten onder behandeling is. Ter zitting van de Raad heeft appellant verzocht om - zo nodig - een onderzoek door een deskundige te laten plaatsvinden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar onderdeel 3 van de aangevallen uitspraak. Hieraan wordt toegevoegd artikel 19, vijfde lid, van de ZW, waarin is bepaald dat ten aanzien van een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wordt verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend voor zijn arbeid zijn.
4.2 Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het medisch onderzoek dat ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en inzichtelijk is gemotiveerd. Zoals blijkt uit de rapportage van 17 november 2011 heeft de bezwaarverzekeringsarts aan alle klachten van appellant voldoende aandacht gegeven en geconcludeerd dat ondanks diverse specialistische onderzoeken geen duidelijk medisch objectiveerbare afwijkingen voor de klachten zijn gevonden. Het oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen van de rechtbank in de aangevallen uitspraak worden onderschreven. In de gedingstukken is geen basis te vinden op grond waarvan gezegd zou moeten worden dat appellant op 29 september 2011 om objectief medische redenen niet in staat zou kunnen worden geacht om arbeid als tomatenplukker te verrichten.
4.3. Ook in de door appellant in hoger beroep overgelegde stukken is een dergelijke onderbouwing niet te vinden. Weliswaar volgt uit die gegevens dat appellant ook na 29 september 2011 behandelingen heeft ondergaan voor zijn klachten, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat hij op de datum in geding niet in staat was zijn arbeid te verrichten. De bezwaarverzekeringsarts heeft in een rapport van 25 oktober 2012 uiteengezet waarom de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om het ingenomen standpunt te wijzigen. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat dit standpunt onjuist is.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat geen aanleiding bestaat om een onafhankelijk deskundige te benoemen en dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld van appellant met ingang van 29 september 2011 heeft beëindigd.
4.5. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2013.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) D.E.P.M. Bary
NK