ECLI:NL:CRVB:2013:CA1671
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op ziekengelduitkering in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die als tuinbouwmedewerker werkzaam was in de paprikateelt. Appellant had zich op 17 mei 2010 ziek gemeld vanwege klachten van duizeligheid, rugpijn, hoofdpijn en moeheid, waarna hem een uitkering op grond van de Ziektewet werd toegekend. Het Uwv heeft echter bij besluit van 17 augustus 2011 vastgesteld dat appellant met ingang van 22 augustus 2011 geen recht meer had op ziekengelduitkering, omdat hij niet langer ongeschikt werd geacht voor zijn arbeid. Dit besluit werd in hoger beroep door appellant bestreden.
De Raad heeft vastgesteld dat de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende onderbouwd was. Hoewel er geen medische verklaring voor de duizeligheid van appellant was, werd door het Uwv niet ontkend dat appellant regelmatig last had van flauwvallen. De Raad oordeelde dat de (bezwaar)verzekeringsartsen hadden vastgesteld dat appellant, gezien zijn klachten en het werken op hoogte, ongeschikt was voor zijn werk. De Raad concludeerde dat het Uwv niet voldoende had gemotiveerd waarom het tot een gewijzigd standpunt over de arbeidsongeschiktheid van appellant was gekomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, het besluit van 17 augustus 2011 herroepen en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en onderbouwde beoordeling van arbeidsongeschiktheid en het recht op ziekengelduitkering, vooral in situaties waarin de gezondheid van de werknemer in het geding is.