ECLI:NL:CRVB:2013:CA0845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor eigen arbeid na psychische klachten
In deze zaak heeft appellante, die als winkelmedewerkster werkte, hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had zich op 14 september 2009 ziek gemeld vanwege psychische klachten gerelateerd aan de ernstige ziekte van haar te vroeg geboren zoontje. De ZW-uitkering was toegekend met ingang van 10 oktober 2009. Op 15 februari 2011 heeft een verzekeringsarts van het Uwv vastgesteld dat appellante weer in staat was haar eigen arbeid te verrichten, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 16 februari 2011. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar psychische en lichamelijke toestand onvoldoende was beoordeeld, vooral gezien haar zware thuissituatie.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 15 mei 2013 geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts, die had vastgesteld dat de belasting van appellante in haar thuissituatie niet relevant was voor de beoordeling van haar geschiktheid voor werk. De Raad bevestigde dat de bezwaarverzekeringsarts terecht had geconcludeerd dat appellante op de datum in geding in staat was haar werkzaamheden te hervatten. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellante in hoger beroep niet voldoende waren om de eerdere beslissing van het Uwv te weerleggen.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank Roermond, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. Het verzoek van appellante om het Uwv te veroordelen tot schadevergoeding werd afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd.