ECLI:NL:CRVB:2013:CA0747
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Weigering van loonsanctie verkorting door onvoldoende re-integratie-inspanningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Dordrecht. De zaak betreft een loonsanctie opgelegd aan appellante, een stichting, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen van de werkneemster. De loonsanctie was verlengd tot 30 januari 2012, omdat appellante niet in staat was gebleken om een compleet re-integratieverslag over te leggen na de afloop van de normale wachttijd van 104 weken. Appellante had in januari 2011 alsnog informatie overgelegd, maar het Uwv handhaafde de loonsanctie op basis van een rapport van arbeidsdeskundige H.M.W. Visser.
De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, met name omdat zij niet tijdig het tweede spoor van re-integratie had opgestart nadat de werkneemster een aangeboden functie had geweigerd. De bezwaararbeidsdeskundige concludeerde dat appellante in het eerste spoor onzorgvuldig had gehandeld en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar andere werkzaamheden voor de werkneemster. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die had geoordeeld dat appellante haar verantwoordelijkheid voor een geslaagde re-integratie niet ten volle had waargemaakt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de loonsanctie terecht was gehandhaafd, omdat appellante niet had voldaan aan de vereisten voor re-integratie.
De uitspraak benadrukt het belang van adequate re-integratie-inspanningen en de noodzaak om zowel het eerste als het tweede spoor van re-integratie tijdig op te starten. De Raad concludeerde dat de weigering van de werkneemster om passende arbeid te aanvaarden niet voldoende was om de loonsanctie te verkorten, aangezien appellante ook haar verplichtingen niet was nagekomen.