ECLI:NL:CRVB:2013:CA0545
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- J.F. Bandringa
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand aan minderjarige dochter na detentie van de vader
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de weigering van bijstand aan appellante 2, de minderjarige dochter van appellant en appellante 1. De rechtbank had het beroep van de ouders op persoonlijke titel niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet konden aantonen dat zij een rechtstreeks belang hadden bij de beoordeling van het bestreden besluit, aangezien de aanvraag om bijstand was ingediend namens hun dochter. De Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de ouders slechts een afgeleid belang hadden.
De achtergrond van de zaak is dat appellant, de vader, in detentie was en zijn bijstandsverlening was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht zou worden verleend aan appellante 2. De Raad benadrukte dat appellant verplicht was om zijn detentie onverwijld te melden, en dat als hij dit had gedaan, de bijstandsverlening tijdig zou zijn gestaakt, waardoor appellante 2 eerder bijstand had kunnen aanvragen.
De Raad concludeerde dat er in de periode in geding voldoende middelen waren om in de kosten van levensonderhoud van appellante 2 te voorzien, ondanks de terugvordering van de bijstand aan appellant. De beroepsgrond van appellanten dat de rechtbank het beroep op het Verdrag inzake de rechten van het kind niet had behandeld, werd verworpen, omdat dit betrekking had op een latere periode dan die in geding. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.