ECLI:NL:CRVB:2013:CA0090

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-5177 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling buitenlandbijdrage ZVW 2008

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, [A. te B.], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 augustus 2012. Appellant, woonachtig in België, heeft in 2008 een buitenlandbijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) betaald, vastgesteld door het College voor zorgverzekeringen (Cvz) op € 3.666,19. Appellant betwist dat deze bijdrage betrekking heeft op hem, omdat in de jaarafrekening een foutieve spelling van zijn achternaam is vermeld. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant heeft hoger beroep ingesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellant ontving in 2008 een ouderdomspensioen en had een inkomen van Nationale Nederlanden N.V. en de Amersfoortse Levensverzekering N.V. Hij was als verdragsgerechtigde aangemerkt en had recht op zorg in België, waarvoor hij een bijdrage verschuldigd was. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de buitenlandbijdrage betrekking heeft op een andere persoon dan appellant zelf. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 mei 2013.

Uitspraak

12/5177 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 augustus 2012, 12/1021 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
College voor zorgverzekeringen (Cvz)
Datum uitspraak 8 mei 2013.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Cvz heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2013. Appellant is - zoals aangekondigd - niet verschenen. Cvz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant woonde in het jaar 2008 - en woont thans nog - in België. Hij ontving in dat jaar en ook thans een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet, een inkomen van Nationale Nederlanden N.V. en een inkomen van de Amersfoortse Levensverzekering N.V.
1.2. Ingevolge de - met ingang van 1 januari 2006 in werking getreden - Zorgverzekeringswet (Zvw) is appellant door Cvz als verdragsgerechtigde aangemerkt en heeft hij op grond van Verordening (EEG) nr. 1408/71 recht op zorg in het woonland (België), ten laste van Nederland (het pensioenland). Voor dit recht op zorg is op grond van artikel 69 van de Zvw een bijdrage verschuldigd (buitenlandbijdrage). Appellant heeft zich met een E-121 formulier ingeschreven bij het bevoegde orgaan van zijn woonplaats. Door dit orgaan is bevestigd dat hij met ingang van 1 januari 2006 in België is ingeschreven en dat de kosten van medische zorg ten laste van Nederland komen.
1.3. Bij besluit van 13 november 2011 heeft Cvz de definitieve jaarafrekening van de door appellant verschuldigde buitenlandbijdrage over het jaar 2008 vastgesteld op € 3.666,19.
1.4. Bij besluit van 24 januari 2012 (bestreden besluit) heeft Cvz het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 november 2011 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In overweging 1.6 heeft de rechtbank het volgende overwogen (waarbij voor eiser appellant moet worden gelezen):
“De stelling van eiser dat hij feitelijk voor iemand anders een ziekenfondspremie betaalt, omdat in de jaarafrekening is vermeld dat hij een nominale bijdrage is verschuldigd voor [S.], kan niet leiden tot het door eiser gewenste resultaat. Verweerder heeft daaromtrent verklaard dat sprake is van een verschrijving en dat hiermee niet een ander persoon wordt bedoeld dan eiser. De rechtbank ziet in het dossier ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat eiser zou betalen voor een andere persoon dan hijzelf. Immers, behoudens de foutieve spelling van de achternaam van eiser in de toelichting op de berekening, geldt dat alle overige gegevens betrekking hebben op eiser. Bovendien is de definitieve jaarafrekening over 2008 aan eiser op zijn juiste woonadres geadresseerd.”
3. Het hoger beroep van appellant is uitsluitend gericht tegen overweging 1.6 van de aangevallen uitspraak. Appellant heeft herhaald dat de buitenlandbijdrage die hij heeft betaald betrekking heeft op [S.].
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. In hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, heeft de Raad geen steun gevonden voor een ander oordeel dan waartoe de rechtbank is gekomen. Ook de Raad is van oordeel dat behoudens de afwijkende spelling van de achternaam van appellant in de toelichting op de berekening ([S.] in plaats van [S.]), alle overige gegevens betrekking hebben op appellant. Deze gegevens betreffen het adres, de geboortedatum, het inkomen van appellant, en zijn identificatienummer, welk nummer overeenkomt met het numéro national zoals vermeld in de aan appellant gerichte brief van 23 december 2005 van Mutualité Chrétienne Province Luxembourg. Er bestaat dus geen enkele aanwijzing dat de buitenlandbijdrage die appellant over 2008 heeft betaald, betrekking heeft op een andere persoon dan hijzelf.
4.2. Het verzoek van appellant om een rechtsgeldige verklaring van het Cvz over 2009, dient - wat daar verder ook van zij - te worden afgewezen omdat in dit hoger beroep uitsluitend de buitenlandbijdrage over 2008 in geschil is.
4.3. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en A.J. Schaap en W.H. Bel als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2013.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) P.J.M. Crombach
RB