ECLI:NL:CRVB:2013:CA0062

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11-5932 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstand wegens verwijtbaar gedrag bij arbeidsinschakeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De appellant, A. te B., ontving sinds 2003 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Almelo had de bijstand van appellant verlaagd omdat hij zich niet of niet tijdig had afgemeld voor afspraken bij het leerwerkbedrijf Fusion, wat onderdeel was van zijn re-integratietraject. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant herhaaldelijk niet is verschenen bij Fusion zonder zich tijdig af te melden. Dit gedrag werd als verwijtbaar beschouwd, en de Raad oordeelde dat het college op basis van de WWB verplicht was om de bijstand van appellant te verlagen. Appellant had aangevoerd dat zijn financiële situatie en gezondheidsproblemen hem belemmerden, maar de Raad vond dat de overgelegde medische gegevens onvoldoende bewijs boden voor zijn stelling. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college geen aanleiding had om af te zien van de maatregel of een minder zware maatregel op te leggen.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bijstandsontvangers om zich aan afspraken te houden en de gevolgen van verwijtbaar gedrag in het kader van arbeidsinschakeling. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd werd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

11/5932 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 25 augustus 2011, 10/814 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Almelo (college)
Datum uitspraak 14 mei 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P. Smit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Smit. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door H.M.M. Adema.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt met onderbrekingen sinds 2003 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden. Appellant heeft in het kader van zijn re-integratie een leerwerkprogramma gevolgd bij het leerwerkbedrijf Fusion. Bij besluit van 27 juli 2009 heeft het college de bijstand van appellant verlaagd met 20% over de maand augustus 2009, omdat appellant niet of onvoldoende meewerkt aan activiteiten gericht op het vergroten van zijn kansen om aan het werk te gaan (zijn werkaanvaardingstraject bij Fusion). Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden.
1.2. Bij besluit van 19 januari 2010 heeft het college de bijstand van appellant met ingang van 1 februari 2010 verlaagd met 20% voor de duur van twee maanden. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant opnieuw niet meewerkt aan activiteiten gericht op het vergroten van zijn kansen om aan het werk te gaan (zijn werkaanvaardingstraject bij Fusion). Appellant is zonder tegenbericht niet verschenen bij de afdeling techniek van Fusion op 7, 9, 14, 15 en 17 december 2009. Op 8 december 2009 is appellant te laat verschenen en op 4 januari 2010 is appellant zonder tegenbericht niet verschenen bij de afdeling projecten van Fusion.
1.3. Bij besluit van 24 juni 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 19 januari 2010 ongegrond verklaard. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant kan worden verweten dat hij zich niet of niet tijdig heeft afgemeld bij Fusion op de in 1.2 genoemde dagen met uitzondering van 17 december 2009.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken grond tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor een weergave van de toepasselijke bepalingen van de WWB en de Verordening werk en bijstand 2009 van de gemeente Almelo (Verordening) verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
4.2. Niet in geschil is dat appellant zonder zich (tijdig) af te melden meerdere malen niet is verschenen bij Fusion op momenten dat hij daar wel aanwezig behoorde te zijn. Het geschil spitst zich toe op de vraag of dit appellant kan worden verweten.
4.3. Het betoog van appellant dat hem geen verwijt kan worden gemaakt gelet op de financiële situatie waarin hij ten tijde in geding verkeerde en de gezondheids- en slaapproblemen die als gevolg daarvan waren ontstaan, slaagt niet. De door appellant overgelegde systeemprint van zijn huisarts van 31 maart 2010 biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat appellant zich om medische redenen niet (tijdig) kon afmelden bij Fusion. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat appellant zich op de in het bestreden besluit genoemde data verwijtbaar heeft gedragen door zich niet of niet tijdig af te melden voor zijn afspraken bij Fusion. Appellant is daardoor verwijtbaar, binnen het tijdsbestek van een jaar, opnieuw onvoldoende zijn verplichting nagekomen om gebruik te maken van de door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Hieruit vloeit voort dat het college op grond van artikel 18, tweede lid, van de WWB gehouden was de bijstand van appellant overeenkomstig de Verordening te verlagen. In wat appellant heeft aangevoerd ziet de Raad, evenals de rechtbank, geen aanleiding voor het oordeel dat het college had moeten afzien van een maatregel of een minder zware maatregel had moeten opleggen.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter en W.H. Bel en M.F. Wagner als leden, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2013.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) T.A. Meijering
HD