ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9781
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek om vergoeding van bezwaarkosten na uitspraak met kracht van gewijsde
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 juni 2011. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om vergoeding van bezwaarkosten door het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein. De rechtbank had in een eerdere uitspraak van 10 augustus 2009 het beroep van appellant gegrond verklaard, maar had geen veroordeling in de bezwaarkosten uitgesproken, ondanks een tijdig verzoek daartoe. Dit leidde tot de situatie dat de uitspraak van de rechtbank kracht van gewijsde heeft gekregen, waardoor het college de latere verzoeken van appellant om vergoeding van bezwaarkosten op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) terecht heeft afgewezen.
De Raad overweegt dat artikel 7:15 van de Awb een exclusief kader biedt voor de vergoeding van kosten die verband houden met de behandeling van het bezwaar. Dit betekent dat er geen ruimte is voor een zelfstandig schadebesluit in deze context. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De Raad wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de uitspraak in het openbaar is gedaan en de betrokken partijen op de hoogte zijn gesteld van de beslissing.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.J.A. Kooijman als voorzitter en A.B.J. van der Ham en E.C.R. Schut als leden, in aanwezigheid van griffier J.T.P. Pot. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 mei 2013.