ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemeld vermogen in de vorm van onroerend goed
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die niet heeft gemeld dat zij over vermogen in de vorm van onroerend goed beschikte. Appellante ontving sinds 27 maart 1984 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft op 25 augustus 2009 besloten de bijstand van appellante over de periode van 1 juli 1997 tot 1 september 1999 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen tot een bedrag van € 24.817,50. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat appellante niet had doorgegeven dat zij eigenaar was van een perceel grasland te Wierden, dat zij in 1989 had gekocht.
De rechtbank Almelo verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat het perceel niet tot haar vermogen behoorde, omdat zij het had gekocht met geld van haar broer. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat het perceel niet tot haar vermogen behoorde. De Raad stelde vast dat het perceel in het kadaster op naam van appellante stond en dat het aan haar was om aan te tonen dat dit niet het geval was. De door appellante overgelegde verklaringen en documenten boden geen voldoende bewijs voor haar stelling.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter en J.J.A. Kooijman en P.W. van Straalen als leden, in aanwezigheid van griffier J.T.P. Pot.