ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van paard in verband met ADHD
In deze zaak heeft appellante, W. te O., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die haar aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van voer en stalling van haar paard had afgewezen. De aanvraag was gedaan voor haar dochter [A.], die lijdt aan ADHD. De kinderarts J. de Witte had aanbevolen om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van [A.] in haar leer- en leefomgeving, waarbij het paard een belangrijke rol speelt. Het college van burgemeester en wethouders van Oss had de aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet als noodzakelijke kosten uit bijzondere omstandigheden voortvloeiden.
Tijdens de zitting op 19 maart 2013 heeft de gemachtigde van het college aangegeven dat appellante een beroep kan doen op de Regeling ouderen, chronisch zieken en gehandicapten, die een vergoeding biedt van € 222,-- per jaar. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten waarvoor appellante bijzondere bijstand vraagt, zich wel voordoen, maar niet als noodzakelijke kosten kunnen worden aangemerkt. De medische noodzaak voor de kosten van het paard is niet voldoende aangetoond, en er zijn alternatieven beschikbaar, zoals zorg voor een paard bij een manege.
De Raad heeft geconcludeerd dat appellante geen aanspraak kan maken op bijzondere bijstand op grond van artikel 16 van de Wet werk en bijstand (WWB), omdat zij niet tot de personenkring behoort die geen recht op bijstand heeft. Het hoger beroep is dan ook afgewezen, en de aangevallen uitspraak is bevestigd, met verbetering van gronden voor de toepassing van artikel 16 van de WWB. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.