ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.M. van Dun
- H.G. Rottier
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van toeslag wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante ontving een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en had recht op een toeslag omdat zij een kind onder de 18 jaar had waarvoor zij kinderbijslag ontving. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor de toeslag, omdat zij niet had gemeld dat de Sociale Verzekeringsbank kinderbijslag voor haar dochter had geweigerd en dat haar partner inkomsten uit arbeid had. Dit leidde tot een herziening van de toeslag over een bepaalde periode en een terugvordering van een bedrag van € 9.548,80 aan onverschuldigd betaalde toeslag.
Daarnaast heeft het Uwv een boete opgelegd van € 310,- wegens schending van de inlichtingenverplichting. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv heeft deze ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit eveneens ongegrond verklaard, met de overweging dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat het niet ontvangen van kinderbijslag invloed had op de hoogte van de toeslag en dat zij dit had moeten melden.
In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven. De Raad voegde hieraan toe dat uit zowel het aanvraagformulier voor de TW-uitkering als uit eerdere besluiten duidelijk blijkt dat het melden van kinderbijslag en partnerinkomsten noodzakelijk is, omdat deze van invloed kunnen zijn op de toeslag. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.