ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8609
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie en onvoldoende re-integratie-inspanningen van werkgever
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een loonsanctie opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellante, een werkgever, vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen van een werknemer die ziek was. De loonsanctie werd opgelegd na een verlenging van het tijdvak waarin de werknemer recht had op loon tijdens ziekte, omdat de re-integratie-inspanningen niet aan de wettelijke eisen voldeden. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de bedrijfsarts te laat is begonnen met het in kaart brengen van de belastbaarheid van de werknemer en dat er onvoldoende actie is ondernomen om de re-integratie tijdig op te starten. De Raad concludeert dat de re-integratieactiviteiten te traag zijn opgepakt, waardoor kansen op re-integratie zijn gemist. Appellante voerde aan dat de werknemer niet in staat was om reguliere arbeid te verrichten, maar de Raad oordeelde dat de loonsanctie terecht was opgelegd, omdat de bedrijfsarts niet adequaat had gehandeld.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat er geen termen zijn voor proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.