ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake vrijstelling van arbeidsverplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas. Appellanten, vertegenwoordigd door mr. J.H.M. Verstraten, hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerder besluit van het college, waarbij zij tot de pensioengerechtigde leeftijd zijn vrijgesteld van arbeidsverplichtingen onder de Wet werk en bijstand (WWB). Tijdens de zitting op 22 januari 2013 heeft de Raad geprobeerd een schikking te bereiken, maar partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen. Het college had eerder, op 2 juli 2010, appellanten ontheven van de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, maar appellanten voerden aan dat zij door hun psychische en fysieke gesteldheid niet in staat waren om deel te nemen aan een nieuw re-integratietraject.
De Raad heeft overwogen dat appellanten geen procesbelang meer hadden bij de beoordeling van hun hoger beroep, aangezien zij op 24 januari 2013 waren ontheven van alle arbeidsverplichtingen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat appellanten geen schade hadden geleden door de bestuurlijke besluitvorming en er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank Roermond van 14 april 2011 werd bevestigd, en de Centrale Raad van Beroep verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad heeft in deze zaak duidelijk gemaakt dat een louter formeel of principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang.