ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11-1155 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische grondslag en beoordeling door verzekeringsarts

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die in hoger beroep ging tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 14 juni 2010 het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 12 januari 2010 ongegrond verklaard, waarbij haar WIA-uitkering per 26 januari 2010 was geweigerd. De rechtbank had geoordeeld dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling die aan het bestreden besluit ten grondslag lag, in overeenstemming was met de eisen van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.

Appellante stelde in hoger beroep dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom meer waarde was gehecht aan de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsarts dan aan de informatie van haar psychiater en huisarts. De Raad oordeelde echter dat er onvoldoende aanwijzingen waren om aan te nemen dat appellante op de relevante datum, 26 januari 2010, een ernstige psychiatrische stoornis had. De Raad concludeerde dat de informatie van de behandelend artsen niet voldoende onderbouwd was en dat de verzekeringsarts de beperkingen van appellante correct had vastgesteld.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M. Greebe als voorzitter en J.S. van der Kolk en K. Wentholt als leden, in aanwezigheid van griffier J.R. Baas.

Uitspraak

11/1155 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 26 januari 2011, 10/767 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 april 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. Z.M. Alaca, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Alaca. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Veldman.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 14 juni 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen een besluit van 12 januari 2010, waarbij het Uwv haar per einde wachttijd - 26 januari 2010 - een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft geweigerd, ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit in overeenstemming is met de eisen van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten en de overige daaraan te stellen zorgvuldigheidsvereisten. De informatie van de behandelend sector is door de (bezwaar)verzekeringsarts uitdrukkelijk en in voldoende mate in de beoordeling meegenomen. De functionele mogelijkheden en beperkingen van appellante zijn volgens de rechtbank juist vastgesteld. Omdat de signaleringen bij de functies die aan de schatting ten grondslag liggen - die mogelijk duiden op een overschrijding van de belastbaarheid - in een arbeidskundig rapport pas na het bestreden besluit zijn voorzien van een inzichtelijke en toetsbare toelichting, heeft de rechtbank het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, maar de rechtgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten omdat is gebleken dat appellante in medisch opzicht in staat moet worden geacht om de aan de functies verbonden werkzaamheden te verrichten.
3.1. Appellante heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom meer waarde is gehecht aan rapportages van de (bezwaar)verzekeringsarts dan aan informatie van psychiater J.L.M.G. Butenaerts en van huisarts T.M.D. Tran. De verzekeringsarts heeft haar slechts eenmaal gezien, is geen psychiater en heeft haar beperkingen onderschat. De depressieve klachten van appellante zijn al sinds 2006 aanwezig. Toen de door de huisarts voorgeschreven medicatie niet meer hielp en haar psychische klachten toenamen, is zij verwezen naar een psychiater. Zij is momenteel nog steeds onder behandeling vanwege haar psychische klachten en pijnklachten.
3.2. Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.1. De Raad oordeelt als volgt.
4.2. Appellante heeft ter zitting bevestigd dat het hoger beroep zich beperkt tot de medische beoordeling die ten grondslag ligt aan de weigering van de WIA-uitkering per 26 januari 2010.
4.3. Er is geen aanleiding over de medische grondslag van het bestreden besluit een ander oordeel te geven dan de rechtbank. Hoewel de rechtbank slechts summier en in algemene termen heeft gemotiveerd waarom zij de medische grondslag juist acht, is met de verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts van 18 november 2009 en 1 december 2009 en de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 11 juni 2010 en 2 augustus 2010 voldoende inzichtelijk dat de rechtbank deze rapportages bij haar oordeelsvorming heeft betrokken en daarin een deugdelijke verzekeringsgeneeskundige onderbouwing van het bestreden besluit gelegen acht.
4.4. Het Uwv heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om uit te gaan van het bestaan van een ernstige psychiatrische stoornis bij appellante op de in deze procedure relevante datum, 26 januari 2010. Daarbij is van belang dat appellante eerst op 2 maart 2010 in verband met een toen bestaand vitaal depressief toestandsbeeld in contact is komen met psychiater Butenaerts en dat de verzekeringsarts bij zijn onderzoek van appellante op 18 november 2009 geen toestandsbeeld heeft waargenomen, zoals Butenaerts in zijn rapport van 28 april 2010 heeft beschreven. De bezwaarverzekeringsarts heeft terecht erop gewezen dat de door Butenaerts genoemde, al sinds 2006 bestaande, stemmingsklachten appellante niet hebben belet om op 16 augustus 2007 weer te gaan werken. Ten slotte kan ook de opvatting van het Uwv worden onderschreven dat de informatie van de huisarts niet met feiten is onderbouwd en te algemeen is om daaraan conclusies te verbinden met betrekking tot de medische toestand van appellante op 26 januari 2010.
4.5. De beroepsgrond van appellante dat een (bezwaar)verzekeringsarts niet in staat is om beperkingen vast te stellen op psychisch gebied miskent de aard van de opleiding van een (bezwaar)verzekeringsarts en de in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten aan hem opgedragen taak (zie CRvB 17 augustus 2012, LJN BX4918).
4.6. Niet is komen vast te staan dat appellante voor het verrichten van arbeid meer beperkingen heeft dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) tot uitdrukking is gebracht. De bezwaarverzekeringsarts heeft naar voren gebracht dat onder andere uit informatie van een KNO-arts, die appellante heeft behandeld, is gebleken dat de duizeligheidsklachten en de evenwichtsstoornis van appellante niet het gevolg zijn van oorproblemen maar kennelijk het gevolg zijn van hyperventilatie. Met de beperkingen die van deze klachten het gevolg zijn is bij de invulling van de FML rekening gehouden.
4.7. Uit 4.2 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter en J.S. van der Kolk en K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2013.
(getekend) M. Greebe
(getekend) J.R. Baas
CVG