ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7335
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vergoeding kosten parkeervoorziening voor personen met een handicap op grond van de Wmo
In deze zaak heeft appellant op 14 oktober 2009 een aanvraag ingediend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor vergoeding van kosten met betrekking tot een parkeervoorziening voor personen met een handicap. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage heeft deze aanvraag op 30 december 2009 afgewezen, waarna appellant bezwaar heeft gemaakt. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard op 15 maart 2010, met als argument dat appellant niet medisch gezien aangewezen is op eigen vervoer, aangezien hij gebruik kan maken van het collectief aanvullend vervoer (CAV). De rechtbank 's-Gravenhage heeft in een eerdere uitspraak op 14 juli 2010 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 6 maart 2013 zijn partijen niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen. De Raad heeft vastgesteld dat het college de afwijzing van de aanvraag terecht heeft gebaseerd op de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2009, waarin het CAV als primaat wordt beschouwd. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder een beroep op de artikelen 2 en 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), verworpen. De Raad concludeert dat er geen bewijs is dat de afwijzing van de aanvraag het recht op leven of het gezinsleven van appellant aantast.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.M. van Male als voorzitter en A.J. Schaap en W.H. Bel als leden, in aanwezigheid van griffier J.T.P. Pot.