ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6886

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/2325 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van uitkering op basis van de Wet WIA en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin de weigering van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan appellant werd bevestigd. Appellant had zich ziek gemeld vanwege schouderklachten, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had hem voor minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant in staat werd geacht om enkele van de voorgehouden functies te vervullen.

Appellant heeft in hoger beroep dezelfde argumenten aangevoerd als in de eerdere procedures, maar heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de beslissing van het Uwv. De Raad bevestigde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden gehandhaafd.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter en M. Greebe en D.J. van der Vos als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 april 2013, waarbij ook de griffier I.J. Penning aanwezig was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

12/2325 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
12 maart 2012, 11/1289 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 10 april 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A.E. Bol hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2013. Appellant en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen.
OVERWEGINGEN
1. Met ingang van 20 september 2010 is appellant een uitkering ingevolge
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd. Het Uwv heeft appellant voor minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht.
2. Appellant heeft zich met ingang van 21 februari 2011, vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, ziek gemeld wegens schouderklachten als gevolg van een val. De verzekeringsarts van het Uwv heeft na onderzoek van appellant de conclusie getrokken dat appellant per 4 juli 2011 niet ongeschikt tot werken is. Bij besluit van 27 juni 2011 is appellant ziekengeld geweigerd. Bij besluit van 19 augustus 2011
(bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 27 juni 2011 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding het medisch onderzoek van het Uwv onzorgvuldig te achten en moet appellant in staat worden geacht enige van de hem in het kader van de WIA-beoordeling voorgehouden functies te vervullen.
4. Appellant heeft hetgeen hij reeds in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht, in hoger beroep gehandhaafd. Volgens hem was hij gelet op zijn klachten niet tot het verrichten van arbeid in die functies in staat.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. Appellant heeft in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in beroep bij de rechtbank en heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd. De rechtbank heeft de beroepsgronden afdoende besproken en heeft overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv over de weigering van ziekengeld. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven.
5.2. Uit 5.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en M. Greebe en D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2013.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) I.J. Penning
QH