ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6758

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/3617 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van huisraad

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, A. te B., had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van huisraad, specifiek voor de vervanging van een koelkast en een vriezer. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die rechtvaardigen dat bijzondere bijstand wordt verleend. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De Raad heeft in zijn beoordeling bevestigd dat de kosten voor de vervanging van de koelkast en vriezer als voorzienbaar worden beschouwd en dat appellant niet heeft aangetoond dat hij niet in staat was om deze kosten uit zijn inkomen te dekken. De Raad heeft verder opgemerkt dat de afwezigheid van reserveringsruimte of de mogelijkheid om een lening af te sluiten, geen bijzondere omstandigheden oplevert in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de kosten niet kunnen worden afgewenteld op de WWB. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter C. van Viegen en de leden W.F. Claessens en B.J. van der Net, in aanwezigheid van griffier M. Sahin. De beslissing is openbaar uitgesproken op 9 april 2013.

Uitspraak

12/3617 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 mei 2012, 12/34 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak 9 april 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.R.H. Swane, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2013. Appellant is, zoals vooraf bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J. Telting.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 2 september 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 24 november 2011 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand voor de kosten van huisraad, gelegen in de vervanging van een koelkast en een vriezer, afgewezen. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die moeten worden voldaan uit het eigen inkomen of vermogen en dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). Alleen als sprake is van zeer dringende redenen en niet uitstelbare noodzakelijke uitgaven, alsmede in enkele bijzondere situaties die vermeld staan in paragraaf 9.5.9.3 van de door het college vastgestelde Werkvoorschriften WWB, kan bijzondere bijstand worden verleend, maar daarvan is in dit geval volgens het college geen sprake.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor het hier van toepassing zijnde wettelijk kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Voorts moet, zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 29 januari 2013, LJN BZ0104), het hier aan de orde zijnde gedeelte van de Werkvoorschriften WWB worden beschouwd als een nadere uitwerking van het begrip bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB.
4.2. De kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd worden volgens vaste rechtspraak (CRvB 13 december 2012, LJN BY6092) gerekend tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Die kosten moeten in beginsel worden bestreden uit het inkomen, ook als dat een inkomen is op bijstandsniveau, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Daarvoor wordt alleen bijzondere bijstand verleend als de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat die kosten niet uit het inkomen op bijstandsniveau en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.3. De rechtbank heeft het college terecht gevolgd in zijn standpunt dat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Het gaat hier om een reguliere vervanging van een koelkast/vriezer. De daarmee gepaard gaande kosten zijn voorzienbaar. Appellant heeft aangevoerd dat hij voor deze kosten niet heeft kunnen reserveren en dat gespreide betaling achteraf door middel van het afsluiten van en aflossen op een lening ook niet mogelijk is. Voor zover appellant daarbij heeft gewezen op de onmogelijkheid om uit een inkomen op bijstandsniveau te reserveren, verwijst de Raad naar 4.2. Appellant heeft er verder op gewezen dat hij verschillende schulden heeft. Naar het oordeel van de Raad kan in het midden blijven of appellant geen gebruik wil maken van de mogelijkheid om geld te lenen omdat hij zijn financiële situatie niet met een nieuwe schuld kan belasten dan wel of hij geen lening kan verkrijgen bij de Gemeentelijke Kredietbank vanwege zijn schuldenlast. Het ontbreken van voldoende reserveringsruimte of van de mogelijkheid om een lening af te sluiten in verband met al bestaande schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen, levert hoe dan ook geen bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB op. De kosten die daarmee verband houden, kunnen niet worden afgewenteld op de WWB.
4.4. In paragraaf 9.5.9.3 van de Werkvoorschriften zijn enkele bijzondere situaties omschreven waarin het college het gerechtvaardigd acht dat bijzondere bijstand wordt verleend. De situatie van appellant valt daar niet onder. Met die constatering kon het college wat betreft de Werkvoorschriften WWB, gelet op 4.1, volstaan. Het college heeft immers, in overeenstemming met artikel 35, eerste lid, van de WWB, tevens bezien of in de situatie van appellant (anderszins) sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten van het bestaan. De beroepsgrond van appellant dat de rechtbank had moeten beoordelen of het college met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht van de Werkvoorschriften WWB had behoren af te wijken, treft daarom geen doel.
4.5. Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en W.F. Claessens en B.J. van der Net, in tegenwoordigheid van M. Sahin als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 april 2013.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) M. Sahin
HD