ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6294
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, A. te B., tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 30 november 2011, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante had zich op 16 juli 2010 ziek gemeld terwijl zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Het Uwv beëindigde haar Ziektewet-uitkering per 8 september 2010, wat door appellante werd bestreden. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen van het Uwv, die concludeerden dat appellante op de datum in geding in staat was om haar werkzaamheden te verrichten.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij als gevolg van een paniek- en angststoornis ongeschikt was voor het verrichten van enige arbeid. Ze diende aanvullende informatie van haar huisarts in, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de eerder gemaakte conclusies van de verzekeringsartsen niet ter discussie stonden. De Raad bevestigde dat de medische informatie niet voldoende was om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank had gedaan. De Raad concludeerde dat appellante op de datum in geding niet arbeidsongeschikt was voor haar administratieve werkzaamheden.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.