ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6157
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op basis van de Wet WIA en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had eerder aan de betrokkene, een medewerkster van een tuincentrum, meegedeeld dat zij geen recht had op een WIA-uitkering omdat haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. De betrokkene had hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank Breda, die het beroep van de betrokkene gegrond verklaarde en haar recht op uitkering vaststelde op basis van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 8:72 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een situatie waarin na vernietiging van het besluit slechts één beslissing mogelijk was. De Raad heeft de functie van schadecorrespondent als passend beoordeeld, ondanks de eerdere oordelen van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van de betrokkene per 11 januari 2010 op goede gronden was vastgesteld op minder dan 35%.
De uitspraak van de rechtbank Breda werd vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige evaluatie van arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechter in het beoordelen van de geschiktheid van functies in relatie tot de vastgestelde beperkingen van de betrokkene.