ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na bromfietsongeval
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het recht op een WIA-uitkering voor appellante, die na een bromfietsongeval op 7 januari 2008 uitviel als thuishulp. Appellante verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en werd op 25 maart 2010 onderzocht door een verzekeringsarts. Deze arts constateerde beperkingen in de mogelijkheden van appellante om te functioneren, vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 april 2010. Op basis van deze FML heeft een arbeidsdeskundige drie functies geselecteerd, waaruit bleek dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv heeft bij besluit van 4 mei 2010 vastgesteld dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering.
Appellante ging in bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard na herbeoordeling door een bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde appellante aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar verminderde schouderbelastbaarheid en dat er op de datum in geding sprake was van ongestoorde nekbeweeglijkheid. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat de belastbaarheid van appellante niet was overschat. De Raad concludeerde dat de functies die aan appellante waren voorgehouden, medisch geschikt waren en dat het hoger beroep niet slaagde.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 3 april 2013.