ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5764
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie en re-integratie-inspanningen in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De zaak betreft een loonsanctie opgelegd aan de werkgever door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op grond van onvoldoende re-integratie-inspanningen van de werknemer. De appellant, UWV, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die het beroep van de werkgever gegrond verklaarde en het bestreden besluit vernietigde. De rechtbank oordeelde dat de motivering van het UWV tekortschiet en dat er inconsistenties in de medische rapportages waren.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de gedingstukken voldoende aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De bedrijfsarts had op verschillende momenten moeten ingrijpen en de belastbaarheid van de werknemer moeten vaststellen. De Raad oordeelde dat de bedrijfsarts niet adequaat heeft gehandeld door geen aanvullend onderzoek te doen naar de oorzaken van de stagnatie in de re-integratie. De Raad heeft het hoger beroep van het UWV gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, waarbij het beroep van de werkgever ongegrond werd verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers en bedrijfsartsen in het kader van re-integratie en de noodzaak van adequate medische begeleiding. De Raad concludeert dat de loonsanctie terecht is opgelegd, omdat de werkgever niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).