ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5259

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11-1717 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om terug te komen van eerder genomen besluit inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2011. De appellant, een in Marokko verblijvende persoon, had een verzoek ingediend om terug te komen van een eerder genomen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering had afgewezen. Het bestreden besluit van het Uwv, dat op 6 mei 2010 was genomen, verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak het beroep van de appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op zitting behandeld op 8 februari 2013, waarbij de appellant niet aanwezig was, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer. De Raad heeft de feiten zoals weergegeven in de aangevallen uitspraak overgenomen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in stand kan blijven. De Raad heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep herhaald, maar deze zijn niet nieuw en waren eerder al door het Uwv behandeld.

De Raad heeft zich verenigd met de motivering van de rechtbank en heeft geoordeeld dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de afwijzing van het verzoek van de appellant om terug te komen van het eerdere besluit is gehandhaafd.

Uitspraak

11/1717 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2011, 10/2528 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 22 maart 2013
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken toegezonden.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 8 februari 2013. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de feiten wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Volstaan wordt met het volgende.
1.2. Bij besluit van 6 mei 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv ongegrond verklaard het bezwaar van appellant tegen een besluit van 22 februari 2010, waarin het verzoek van appellant is afgewezen om terug te komen van de weigering appellant een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toe te kennen, zoals neergelegd in een besluit van 5 december 2007.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep herhaald wat hij ook al in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. De in hoger beroep toegezonden stukken, zijn stukken die al eerder bij het Uwv zijn ingediend.
3.2. De rechtbank heeft terecht en met een juiste motivering geoordeeld dat het bestreden besluit in stand kan blijven en het beroep van appellant ongegrond verklaard. De Raad verenigt zich met dat oordeel en met de motivering die daaraan ten grondslag ligt. Het hoger beroep van appellant slaagt niet.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2013.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) I.J. Penning
QH