ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4855
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en tijdigheid WIA-aanvraag
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door A.W.M. van den Goorbergh, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv. Het Uwv had op 5 oktober 2009 meegedeeld dat de aanvraag voor een WIA-uitkering van de werknemer, ingediend op 15 september 2009, te laat was. De aanvraag had uiterlijk op 19 juli 2009 ingediend moeten zijn, wat resulteerde in een vertraging van 58 dagen. Het Uwv besloot de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever met deze periode te verlengen. Appellante betwistte de tijdigheid van de aanvraag en stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die de vertraging rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank bevestigd, die oordeelde dat het Uwv tijdig op het bezwaar van appellante had beslist. De Raad oordeelde dat de aanvraag voor de WIA-uitkering niet tijdig was ingediend en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de dwingendrechtelijke bepalingen rechtvaardigden. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak is gedaan op 20 maart 2013, na een zitting op 6 februari 2013. De Raad heeft vastgesteld dat de enkele verklaring van de zoon van de werknemer niet voldoende was om aan te tonen dat de aanvraag eerder was ingediend. De Raad concludeerde dat de strikte toepassing van de wet in dit geval gerechtvaardigd was, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.