ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.M. Heijs
- J.F. Bandringa
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstand wegens niet duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft de herziening, intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 2 januari 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Oss had de bijstand beëindigd per 1 maart 2009, omdat er vermoedens waren dat appellante samenwoonde met haar echtgenoot, wat zij niet had gemeld. Na een onderzoek door de sociale recherche, dat resulteerde in een rapport op 19 juni 2009, concludeerde het college dat appellante en haar echtgenoot vanaf 22 januari 2007 een gezamenlijke huishouding voerden. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van een bedrag van € 31.917,61.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij en haar echtgenoot duurzaam gescheiden leefden, maar de Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende bewijs boden voor de conclusie dat dit niet het geval was. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen nadere stukken had ingediend die haar standpunt konden onderbouwen. De Raad verwierp ook het argument van appellante dat het laakbaar handelen van haar echtgenoot niet aan haar kon worden toegerekend, aangezien dit niet relevant was voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de bijstandsverlening.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en biedt een duidelijke uitleg over de verplichtingen van bijstandsontvangers om wijzigingen in hun woonsituatie te melden. De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting en de gevolgen van het niet naleven daarvan voor de bijstandsverlening.