ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4653

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
10-7051 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het bestreden besluit inzake WIA-uitkering en toekenning van IVA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 14 december 2010. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een WIA-uitkering en de vraag of appellant recht heeft op een IVA-uitkering met terugwerkende kracht. De Raad heeft eerder op 13 juli 2012 een tussenuitspraak gedaan, waarin het Uwv werd opgedragen om nadere informatie te verstrekken. Na ontvangst van deze informatie heeft de bezwaarverzekeringsarts geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de WGA-uitkering te wijzigen, maar dat appellant per 1 november 2011 recht had op een IVA-uitkering. Het Uwv heeft dit standpunt overgenomen en de IVA-uitkering toegekend.

De Raad heeft in zijn uitspraak het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak vernietigd, omdat de medische grondslag van het bestreden besluit pas in hoger beroep voldoende gemotiveerd was. De Raad heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven, wat betekent dat de eerdere toekenning van de IVA-uitkering per 1 november 2011 gehandhaafd blijft. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.124,- en moet het Uwv het betaalde griffierecht vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van besluiten door het Uwv en de rol van de bezwaarverzekeringsarts in het proces. De Raad heeft vastgesteld dat de door appellant ingediende stukken geen aanknopingspunten bieden voor een eerdere ingangsdatum van de IVA-uitkering dan 1 november 2011. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

10/7051 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 14 december 2010, 10/580 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 15 maart 2013.
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 13 juli 2012 een tussenuitspraak, LJN BX1590, gedaan.
OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uiteenzetting van de feiten waarvan de Raad uitgaat bij zijn oordeelsvorming verwijst hij naar zijn tussenuitspraak. Hieraan voegt hij het volgende toe.
1.2. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft bezwaarverzekeringsarts C.G. van der Kooij informatie opgevraagd bij de behandelend sector. De bezwaarverzekeringsarts heeft informatie ontvangen van de huisarts, diverse artsen verbonden aan het Hartcentrum Limburg, de afdeling cardiochirurgie en de afdeling kritische diensten van het Ziekenhuis
Oost-Limburg in Genk, België, een stafarts cardiorevalidatie van Adelante in Hoensbroek en artsen van Atrium Medisch Centrum in Heerlen. In zijn rapportage van 28 september 2012 heeft de bezwaarverzekeringsarts deze informatie geanalyseerd. Hij heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat de uitkering op de datum hier in geding 2 oktober 2009 - een WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80% - te wijzigen. Wel heeft de bezwaarverzekeringsarts aanleiding gezien het standpunt in de bezwaarzaak genoemd onder 1.4 in de tussenuitspraak bij te stellen in die zin dat aan appellant per 1 november 2011 een arbeidsongeschiktheidsuitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) dient te worden toegekend. Het Uwv heeft de bezwaarverzekeringsarts hierin gevolgd en appellant bij besluit van 17 oktober 2012 per 1 november 2011 een IVA-uitkering toegekend.
1.3. Appellant heeft bij brief van 20 november 2012 gereageerd op de analyse van de bezwaarverzekeringsarts. Naar de mening van appellant had hem direct een IVA-uitkering moeten worden toegekend.
1.4. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 8 januari 2013 een reactie gegeven op de brief van appellant van 20 november 2012. Hij heeft het in zijn rapportage van 28 september 2012 neergelegde standpunt gehandhaafd. Hij heeft geen aanleiding gezien de ingangsdatum van de IVA-uitkering te bepalen op een eerder moment dan 1 november 2011.
2.1. De Raad stelt vast dat het streven van appellant in deze zaak, zoals blijkt uit zijn brief van 20 november 2012, is gericht op het verkrijgen van een IVA-uitkering met ingang van de datum in geding, 2 oktober 2009. De Raad volgt de bezwaarverzekeringsarts in zijn analyse dat de door hem verzamelde stukken uit de behandelend sector daar geen aanknopingspunten voor bieden. Naar het oordeel van de Raad volgt uit de stukken uit de behandelend sector niet dat op de datum in geding al sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als vereist voor IVA-uitkering.
2.2. Nu de medische grondslag van het bestreden besluit eerst in hoger beroep van een voldoende motivering is voorzien zal de Raad het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak, waarbij dit besluit in stand is gelaten, vernietigen. Tevens zal de Raad bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geheel in stand worden gelaten.
3. De Raad acht termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep, welke kosten worden begroot op in totaal € 2.124,-.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.124,-, te
betalen aan de griffier van de Raad;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep van
in totaal € 152,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en A.I. van der Kris en D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2013.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) K.E. Haan
JvC