ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2295
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand op basis van vermogen en wijziging van omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, A. te B., had een aanvraag voor bijstand ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante een vermogen had dat hoger was dan het vrij te laten vermogen. Het college stelde dat appellante ten tijde van de aanvraag nog niet had ingeteerd op haar vermogen, dat op 31 december 2007 € 61.172,-- bedroeg. Appellante had eerder bijstand ontvangen, maar deze was ingetrokken over verschillende periodes, en de gemaakte kosten waren teruggevorderd.
Tijdens de zitting op 15 januari 2013 was appellante niet aanwezig, maar het college was vertegenwoordigd. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat zij nu wel voldeed aan de voorwaarden voor bijstand, en had een e-mailbericht overgelegd waarin familieleden verklaarden dat zij een bedrag van € 46.000,-- van haar hadden terugontvangen. De Raad oordeelde echter dat dit e-mailbericht niet voldoende bewijs bood voor een wijziging van omstandigheden. Bovendien was het bedrag in het e-mailbericht niet in overeenstemming met het bedrag dat op appellantes bankrekeningen stond.
De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij had ingeteerd op haar vermogen en dat het college de aanvraag terecht had afgewezen. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de Raad, met de griffier aanwezig.