ECLI:NL:CRVB:2013:BZ0047
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkeringen na intrekking op basis van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant, die sinds 20 december 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand, had zijn inlichtingenverplichting geschonden door niet te melden dat hij samenwoonde met een partner op een ander adres dan opgegeven. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden heeft daarop besloten om de bijstand van de appellant over de periode van 15 september 2009 tot 1 mei 2011 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen tot een bedrag van € 17.633,04.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen de terugvordering ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het besluit tot intrekking van de bijstand onherroepelijk was geworden. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er ruimte is om te toetsen of er sprake was van een gezamenlijke huishouding en dat de terugvordering ongewenste gevolgen voor hem heeft, gezien zijn gebrek aan opleiding en werkervaring.
De Raad heeft geoordeeld dat het besluit tot intrekking van de bijstand in rechte onaantastbaar is geworden, waardoor de grondslag van dat besluit niet meer ter discussie kan staan. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De argumenten van de appellant over de ongewenste gevolgen van de terugvordering zijn niet voldoende om te concluderen dat het college niet in redelijkheid tot terugvordering heeft kunnen besluiten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.