ECLI:NL:CRVB:2013:BY9346
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- B.M. van Dun
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld op basis van medische geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellant recht heeft op ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Appellant, die sinds 21 augustus 2007 als medewerker distributie werkte, meldde zich op 2 februari 2009 ziek vanwege buikklachten. Na beëindiging van zijn dienstverband op 26 februari 2009, werd hij op 4 januari 2010 door verzekeringsarts P.L. van Hartingsveldt onderzocht. Deze concludeerde dat appellant per 5 januari 2010 weer geschikt was voor zijn eigen werk, wat leidde tot het besluit van het Uwv om het ziekengeld te beëindigen.
Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Zwolle-Lelystad bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 3 november 2010. In hoger beroep voerde appellant aan dat er onvoldoende onderzoek was gedaan en dat er psychische klachten waren die niet in de beoordeling waren meegenomen. De Raad oordeelde echter dat de (bezwaar)verzekeringsarts voldoende inzicht had in de aard en zwaarte van de werkzaamheden en dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd.
De Raad onderschreef de conclusies van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe medische feiten waren die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen konden ondermijnen. De rapportages van de bezwaarverzekeringsarts waren overtuigend en gemotiveerd, en de Raad concludeerde dat appellant per 5 januari 2010 geschikt was voor zijn werkzaamheden. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad achtte geen termen aanwezig voor proceskostenvergoeding.