ECLI:NL:CRVB:2013:BY8653

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3380 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verplichting tot deelname aan sociale activering onder de WWB

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de verplichting van appellante om mee te werken aan een traject gericht op sociale activering, zoals opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen. Appellante ontvangt sinds 3 oktober 1998 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was tot 1 november 2009 ontheven van arbeidsverplichtingen vanwege medische beperkingen. Na een medisch-arbeidskundig onderzoek in november 2009, uitgevoerd door Reaned, werd geconcludeerd dat appellante op medische gronden duurzaam beperkt is voor fysieke belasting, maar geen medische urenbeperking heeft en in principe fulltime kan werken. Het college heeft appellante ontheven van de actieve arbeidsverplichtingen, maar haar wel verplicht om deel te nemen aan een traject voor sociale activering.

De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij niet in staat is om vrijwilligerswerk te verrichten, zoals opgelegd door het college. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de huisarts van appellante in een brief heeft aangegeven dat zij niet in staat is reguliere arbeid te verrichten, maar dat dit niet betekent dat zij ook niet in staat is om vrijwilligerswerk te doen. De Raad concludeert dat appellante geen medische of andere gegevens heeft ingebracht die de adviezen van de medisch adviseur en arbeidsdeskundige van Reaned ondermijnen.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 januari 2013.

Uitspraak

11/3380 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 27 mei 2011, 10/800 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (college)
Datum uitspraak 8 januari 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Amsing, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter zitting van 27 november 2012 ter behandeling aan de orde gesteld, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante en haar echtgenoot ontvangen sinds 3 oktober 1998 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden. Appellante was in verband met medische beperkingen tot 1 november 2009 ontheven van de arbeidsverplichtingen.
1.2. Op verzoek van het college heeft appellante in november 2009 een medisch-arbeidskundig onderzoek ondergaan bij Reaned. De medisch adviseur heeft geconcludeerd dat appellante op medische gronden duurzaam beperkt is voor fysieke belasting in het algemeen. Appellante is beperkt ten aanzien van kracht, energie, het langdurig achtereen maken van repeterende bewegingen en stress. Zij heeft echter geen medische urenbeperking en kan medisch gezien fulltime werken. De arbeidskundige heeft geconcludeerd dat appellante geen reëel aanbod is voor de reguliere arbeidsmarkt. De afstand van appellante tot de arbeidsmarkt is groot, onder meer omdat zij al twintig jaar niet meer heeft gewerkt en weinig opleiding heeft genoten. Een participatiebaan, bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, om te beginnen voor twee dagdelen per week, is een adequate eerste stap naar werk.
1.3. Naar aanleiding van de conclusies van de medisch adviseur en de arbeidsdeskundige van Reaned heeft het college bij besluit van 17 december 2009 appellante ontheven van de arbeidsverplichtingen, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van de WWB. Tevens is aan appellante de verplichting opgelegd om mee te werken aan een traject bij Alexander Calder gericht op gestructureerde sociale activering.
1.4. Bij besluit van 21 mei 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 17 december 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet in staat is om voor twee dagdelen per week vrijwilligerswerk te verrichten. Zij heeft in dat verband gesteld, onder verwijzing naar een door haar in beroep reeds ingebrachte brief van haar huisarts van 30 juni 2010, dat zij niet in staat is reguliere arbeid te verrichten en dus ook niet in staat is vrijwilligerswerk te verrichten gedurende twee willekeurige dagdelen per week.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 9, eerste lid, van de WWB zijn de verplichtingen tot arbeidsinschakeling opgenomen. Onderdeel a van dit artikellid omvat de actieve arbeidsverplichtingen, waaronder de verplichting om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden. Onderdeel b omvat onder meer de verplichting gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling. Het tweede lid van artikel 9 van de WWB biedt het college de mogelijkheid in individuele gevallen tijdelijk ontheffing te verlenen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4.2. De aan appellante verleende ontheffing ziet uitsluitend op de actieve arbeidsverplichtingen. Op basis van het medisch en arbeidskundig advies van Reaned heeft het college deze ontheffing verleend en geweigerd om appellante ook ontheffing te verlenen voor de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB. Appellante heeft geen medische of andere gegevens ingebracht die afbreuk doen aan de inhoud van deze adviezen of aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming daarvan. De huisarts van appellante heeft in zijn brief van 30 juni 2010 kenbaar gemaakt dat hij haar op dat moment niet in staat achtte reguliere arbeid te verrichten. Daaruit kan echter, anders dan appellante stelt, niet worden geconcludeerd dat appellante ten tijde hier in geding evenmin in staat was om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB, in de vorm van het verrichten van vrijwilligerswerk gedurende twee dagdelen per week.
4.3. Uit 4.2 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en W.F. Claessens en H.D. Stout als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2013.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) A.C. Oomkens
HD