11/3541 ZW, 11/7320 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 6 mei 2011, 10/3350 (aangevallen uitspraak 1) en 3 november 2011, 11/1202 (aangevallen uitspraak 2)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Aan het geding heeft als belanghebbende deelgenomen [naam ex-werkgever], de ex-werkgever van appellant.
Datum uitspraak 9 januari 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.P. Cornelissen, advocaat, in beide zaken hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2012. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens. [naam ex-werkgever] heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
1.1. Appellant is op 14 april 2009 uitgevallen voor zijn arbeid wegens ziekte. Op 24 juni 2010 heeft FLexCom4 namens de (voormalig) werkgever van appellant (TI groep) het Uwv verzocht om afgifte van een beschikking “schorsing ziekengeld”, omdat appellant verzuimd heeft het bijgestelde Plan van Aanpak te retourneren. Het Uwv heeft hierop bij besluit van
29 juni 2010 de ZW-uitkering van appellant met ingang van 21 juni 2010 geschorst, omdat het Plan van Aanpak, ondanks herhaald verzoek, niet ondertekend van appellant retour is ontvangen.
1.2. Het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 7 september 2010 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard.
1.3. Bij besluit van 23 september 2010 heeft het Uwv de ZW-uitkering van appellant met ingang van 21 juni 2010 geweigerd, omdat appellant het bijgestelde Plan van Aanpak niet ondertekend had teruggestuurd.
1.4. Het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij het besluit van 3 maart 2011 (bestreden besluit 2) gegrond verklaard. Omdat appellant weliswaar niet tijdig het bijgestelde Plan van Aanpak had ingestuurd, maar dit wel op 1 november 2010 heeft gedaan en daarmee alsnog aan zijn verplichting heeft voldaan, heeft het Uwv de blijvend gehele weigering van de ZW-uitkering niet langer gehandhaafd, maar wel een maatregel opgelegd in de vorm van een verlaging van de ZW-uitkering met ingang van 21 juni 2010 gedurende vier maanden met 25%.
2.1. Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat de beroepsgrond van appellant dat hij het bijgestelde Plan van Aanpak destijds niet zou hebben ontvangen dan wel dat de bedoeling ervan onduidelijk was, niet slaagt en dat het Uwv de uitkering van appellant terecht met ingang van 21 juni 2010 heeft geschorst. De rechtbank heeft daartoe als volgt overwogen: (waarbij voor eiser appellant gelezen moet worden)
“Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat over de verplichting voor eiser tot ondertekening van het document bijstelling plan van aanpak is gesproken met de casemanager. Dit is per e-mail van 28 mei 2010 door haar aan eiser bevestigd. Tevens is op 28 mei 2010 door de casemanager het door haar ondertekende document bijstelling plan van aanpak verstuurd, met een retourenvelop en het verzoek het door eiser te ondertekenen exemplaar voor 4 juni 2010 te retourneren. De casemanager heeft op 4 en 8 juni 2010 geprobeerd eiser telefonisch te bereiken. Eiser heeft later op 8 juni 2010 terug gebeld en aangegeven het document te zullen retourneren. Ondanks zijn toezegging is het door eiser ondertekende bijgestelde plan van aanpak niet teruggestuurd.”
2.2. Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij naar de feitenvaststelling en overwegingen in aangevallen uitspraak 1 verwezen en geoordeeld dat daarin besloten ligt dat ook in het geding met betrekking tot bestreden besluit 2 dient te gelden dat de beroepsgrond van appellant, te weten dat hem niet is te verwijten dat hij niet eerder dan op 1 november 2010 een bijgesteld Plan van Aanpak ondertekend heeft geretourneerd, niet kan slagen.
3.1. In hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 heeft appellant aangevoerd dat de casemanager de termen Plan van Aanpak en Bijstelling Plan van Aanpak door elkaar gebruikt en dat eerst uit het bestreden besluit blijkt dat het gaat om de Bijstelling Plan van Aanpak. Appellant stelt dat hij de Bijstelling Plan van Aanpak nooit ter retournering heeft ontvangen. Omdat hij op 30 juni 2010 een document Eerstejaarsevaluatie Plan van Aanpak ontving, verkeerde hij in de veronderstelling dat de maatregel tot schorsing was opgelegd omdat hij dit niet zou hebben teruggestuurd. Verder voert appellant aan dat, indien reeds bij het besluit van 29 juni 2010 duidelijk was geweest dat hij de Bijstelling Plan van aanpak had moeten toezenden, hij reeds bij zijn bezwaarschrift tegen dit besluit alsnog na ondertekening de bijstelling van het plan van aanpak zou hebben verzonden.
3.2. In hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 2 herhaalt appellant dat hij de Bijstelling Plan van Aanpak niet heeft ontvangen. Eerst op 25 oktober 2010 heeft het Uwv een kopie verzonden van de Bijstelling Plan van Aanpak van 28 mei 2010, die hij vervolgens op 1 november 2010 heeft geretourneerd. Als hij niet op het verkeerde been gezet zou zijn na het besluit van 29 juni 2010 zou appellant direct om een kopie van de Bijstelling van het Plan van Aanpak hebben verzocht en meteen na ontvangst hebben geretourneerd. De schorsing zou dan zijn opgeheven en niet zijn gevolgd door het besluit tot weigering.
4. De Raad oordeelt als volgt.
Met betrekking tot het bestreden besluit 1.
4.1. Hetgeen appellant heeft aangevoerd vormt een herhaling van hetgeen hij in beroep heeft aangevoerd en geeft geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De door de rechtbank gegeven overwegingen kunnen volledig onderschreven worden. Uit de beschikbare gegevens in het dossier, zoals ook weergegeven in de aangevallen uitspraak, kan niet anders geconcludeerd worden dan dat appellant het document Bijstelling Plan van Aanpak wel tijdig heeft ontvangen. Hierbij wordt tevens van belang geacht dat appellant tijdens het telefoongesprek op 8 juni 2010 te kennen heeft gegeven dat hij de brief pas gelezen heeft, maar niet begrijpt wat er in de Bijstelling Plan van Aanpak staat. De Raad volgt appellant niet in zijn stelling dat niet duidelijk was dat het ging om de Bijstelling Plan van Aanpak.
5. Uit hetgeen onder 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat aangevallen uitspraak 1 dient te worden bevestigd.
Met betrekking tot bestreden besluit 2.
6.1. Hetgeen appellant heeft aangevoerd vormt een herhaling van hetgeen hij in beroep heeft aangevoerd en geeft geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Met de conclusie, hiervoor weergegeven in 4.1, dat appellant het document Bijstelling Plan van Aanpak tijdig ter retournering heeft ontvangen, is tevens gegeven dat de grond van appellant dat hij dit document niet eerder dan op 25 oktober 2010 heeft ontvangen niet slaagt.
6.2. Gelet op het bepaalde in artikel 45, eerste lid, aanhef en onder o, van de ZW, in samenhang met de artikelen 2, eerste lid, aanhef en onder c en 5, aanhef en onder b van het op artikel 45 van de ZW gebaseerde Maatregelenbesluit Sociale zekerheidswetten (Besluit van 23 augustus 2007, Stb. 304) heeft het Uwv terecht met ingang van 21 juni 2010 een korting opgelegd van 25% gedurende een periode van vier maanden. Van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de ZW, dan wel van dringende redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 45 van de ZW, op grond waarvan kan worden afgezien van het opleggen van een maatregel, is niet gebleken.
6.3. Uit hetgeen hiervoor onder 6.1 en 6.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat aangevallen uitspraak 2 dient te worden bevestigd.
7. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt aangevallen uitspraak 1;
- bevestigt aangevallen uitspraak 2;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2013.
(getekend) Ch. van Voorst