ECLI:NL:CRVB:2013:981

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
12 juli 2013
Zaaknummer
11-5193 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv heeft op 17 juni 2010 besloten om appellant per 3 augustus 2010 niet in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd in een later bezwaar ongegrond verklaard. In de beroepsfase heeft het Uwv een nieuw medisch onderzoek uitgevoerd en een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waaruit bleek dat de beperkingen van appellant correct waren weergegeven. De rechtbank Assen heeft in haar uitspraak van 9 augustus 2011 geoordeeld dat het medisch onderzoek volledig en zorgvuldig was en dat de beperkingen van appellant juist waren vastgesteld.

In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat hij recht heeft op een WIA-uitkering. Hij heeft daarbij verwezen naar eerdere rapportages van medisch adviseurs en een verklaring van een psychiater. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is. De rapportage van de bezwaarverzekeringsarts was zorgvuldig en de informatie van de psychiater en andere medisch adviseurs gaf geen aanleiding om aan de FML te twijfelen. De Raad concludeert dat het feit dat appellant per 29 november 2012 volledig arbeidsongeschikt is geacht, niet relevant is voor de beoordeling van de situatie per 3 augustus 2010.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan op 3 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/5193 WIA
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van
9 augustus 2011, 10/668 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.A.M. Broos, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2013. Appellant en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. ten Brinke.

OVERWEGINGEN

1.
Bij besluit van 17 juni 2010 heeft het Uwv geweigerd om appellant per 3 augustus 2010 in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat appellant per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2.
Bij besluit van 9 september 2010 (bestreden besluit) is het bezwaar gericht tegen het besluit van 17 juni 2010 ongegrond verklaard.
3.1.
In de beroepsfase heeft het Uwv een nieuw medisch onderzoek verricht en een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 november 2010 opgesteld waarin de beperkingen van appellant zijn weergegeven. Vervolgens heeft er opnieuw een arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft evenwel onder de 35%.
3.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellant volledig en zorgvuldig is geweest en dat de beperkingen correct zijn weergegeven in de FML. De rechtbank heeft het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts onderschreven dat de ingezonden rapportage van medisch adviseur M.A. Peerden van 1 oktober 2010 niet tot aanvullende beperkingen aanleiding geeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beroepsgronden geen aanleiding geven om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies ongeschikt te achten. Omdat pas in beroep een toereikend medisch onderzoek is verricht heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
4.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt dat hij wel in aanmerking hoort te komen voor een uitkering ingevolge de Wet WIA herhaald. Appellant verwijst naar de al eerder ingediende brieven van Peerden. In hoger beroep heeft appellant een verklaring van psychiater G. Pedde van 24 februari 2011 en een rapportage van Peerden van 1 april 2011 in geding gebracht. Appellant heeft er voorts op gewezen dat hij per 29 november 2012 volledig arbeidsongeschikt is geacht. Tot slot heeft appellant verzocht een onafhankelijke deskundige te benoemen.
5.
. De Raad overweegt als volgt.
5.1.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat met de nieuwe FML en het daaraan voorafgaand medisch onderzoek de medische grondslag van het bestreden besluit juist is. De rapportage van de bezwaarverzekeringsarts is zorgvuldig tot stand gekomen en hetgeen appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de FML. Op de informatie afkomstig van Pedde en Peerden heeft de bezwaarverzekeringsarts op 15 september 2011 gereageerd. Hij geeft in deze reactie overtuigend weer dat het genoemde chronisch bestaande Post Traumatisch Stress Syndroom niet meer beperkingen oplevert dan is vastgesteld in de FML. Gelet hierop ziet de Raad geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige.
5.2.
Het gegeven dat appellant per 29 november 2012 wel volledig arbeidsongeschikt is geacht, maakt het vorenstaande niet anders. Deze volledige arbeidsongeschiktheid is mede gebaseerd op verdergaande psychische klachten. Daarnaast ligt de datum 29 november 2012 ruim twee jaar na de datum thans in geding, 3 augustus 2010.
6. Uit hetgeen overwogen is in 5.1 en 5.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput als voorzitter en E.J. Govaers en
J.S. van der Kolk als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2013.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) D.E.P.M. Bary
sg