ECLI:NL:CRVB:2013:978
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid voor functies onder de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die eerder ziek was gemeld en een uitkering ontving. Appellant was voor 40 uur per week werkzaam als agrarisch medewerker en meldde zich op 30 oktober 2006 ziek met zowel lichamelijke als psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant per 27 oktober 2008 niet meer recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant werd geschikt geacht voor verschillende functies, maar maakte hiertegen geen bezwaar.
In 2009 meldde appellant zich opnieuw ziek vanuit een situatie waarin hij een WW-uitkering ontving, en ontving hij een ZW-uitkering. Deze werd door het Uwv beëindigd op 3 november 2009, omdat hij weer geschikt werd geacht voor de eerder geduide functies. Appellant meldde zich opnieuw ziek in 2010, waarna hij opnieuw een ZW-uitkering ontving. Het Uwv beëindigde deze uitkering op 16 mei 2011, na een medisch onderzoek door verzekeringsarts G.W. Alibahadoer, die concludeerde dat appellant weer geschikt was voor de functies die eerder waren vastgesteld.
Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voerde aan dat de rechtbank te veel had vertrouwd op de conclusies van de verzekeringsartsen en onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische situatie. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.