ECLI:NL:CRVB:2013:914
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- A.M. Overbeeke
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 september 1996 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking is gebaseerd op het feit dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij sinds 16 oktober 2007 eigenaar is van onroerend goed in Suriname. Na tips over haar werkzaamheden en eigendommen, heeft de gemeente Rotterdam een fraudeonderzoek ingesteld, waaruit bleek dat appellante een perceel grond met opstallen bezat. Op basis van deze bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 28 mei 2013 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunten toegelicht. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet kon beschikken over het onroerend goed en dat de waarde van het onroerend goed niet lager was dan door het college vastgesteld. De Raad heeft ook geoordeeld dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 juli 2013.